De biermarathon. Vijftien kroegen, zeventien atjes, waarvan vijf speciaalbiertjes. Een jaarlijks terugkerend fenomeen. Zo’n activiteit gedurende welke het kaf definitief van het koren wordt gescheiden. De pups leggen het hier af tegen de wolven. Robin-Paul is, als titelhouder, de grote favoriet, maar wordt serieus uitgedaagd. Alle ingrediënten voor een bloeddorstige tocht zijn aanwezig.
Kroeg 1 – De Klikspaan. Nagelbijtend wiebelt Ypenburg, voetjes van de vloer, heen en weer op zijn barkruk. Ongevraagd steekt hij van wal. ‘Wat een dag. Mijn reputatie staat vandaag op het spel. Het hele jaar heb ik getetterd, geblaft en gegromd, maar vandaag moet ik bevestigen. Ik ben geen groot drinker, maar: hoop doet leven.’
Ik bekijk het tafereel van een afstandje aan. Vandaag doe ik rustig aan. Als keeper is dat een tweede natuur. Het is verwonderlijk hoe makkelijk testosteron zijn werk doet. Neem Kranenborg. Lamlendig zwalkte hij na het doelpuntloze gelijkspel tegen Aduard – Grijpskerk won wél, waardoor de achterstand weer 6 punten is – door de kantine. ‘Het zit er vandaag voor mij niet in. Middy heeft raad gegeven: speel op safe, geniet van de avond en heb morgen nog wat aan de dag.’
Bij het uitserveren van de eerste ronde (speciaalbier, nota bene) flikkert Kranenborg het advies van zijn wederhelft al uit het raam. Op een wijze die vergevorderde geoefendheid verraadt, laat hij een IPA’tje in één handeling door zijn slokdarm glijden. Binnen no-time stuift hij als een jonge labrador de kroeg uit, gevolgd door wat andere lui (met weinig zelfinzicht): RP, Veenhof, Betzema, Ypenburg, Zomer en Gebben. Ze vormen de kopgroep.
Ondertussen heb ik twee slokken gehad. Vijfendertigplussers Noordmans en Molenaar moeten nog beginnen. Ik voel me oud, maar ook wijs. Sommige jongens ga ik vanavond opnieuw tegenkomen, weet ik. Ik ben benieuwd hoe de vlag er dan bij hangt.
Kroeg 3 – De Koffer. Heerlijk, een thuiswedstrijd. Ik kan naar huis glippen – mijn vaste move – maar doe het niet. Lindeboompjes, die wil ik niet missen. Ondertussen heb ik in Olde Monnikhof mijn metgezel gevonden. Weliswaar geen alcoholische hoogvlieger, maar vriendin Ollie heeft ons bij elkaar gebracht. We treffen Betzema aan.
Betzema. Kort bivakkeerde hij in de kopgroep, maar hij moest bij de eerste tussensprint lossen. Daarna verkoos hij de veiligheid van de bus boven de eenzaamheid van de chasse patate. ‘Het valt me vandaag allemaal net niet lekker op de maag’, verzucht hij. ‘Heb ik weer, wat een pech.’
Koentje trekt een gefronste wenkbrauw, ik laat een betekenisvolle stilte vallen. We kijken elkaar aan en weten: de bezemwagen heeft de eerste pup opgeveegd.
Kroeg 6 – Metalcafé de Witte Wolf. Het veld schuift ineen. Nadat ik me heb laten afzakken naar de volgwagen – telefoon vergeten – schiet ik á la Pogacar weer naar voren. Samen met Arissen sluit ik in de Witte Wolf aan bij Brandsma en Olde Monnikhof. Tot mijn verbazing zie ik op de bar niet twee, maar drie onaangeroerde pilsjes staan.
Brandsma en Olde Monnikhof wisselen een betekenisvolle blik met elkaar uit. Ze wijzen naar een vuilniszak die in de hoek van het café staat. Een plukje hoogblond haar steekt boven de zak uit. Olde Monnikhof aarzelt niet en trekt de verscholen lokjes, die trillen als grassprietjes in de wind, omhoog. Ypenburg komt tevoorschijn. Snikkend verzoent hij zich met zijn lot. Ook Coevorden is gevallen.
Kroeg 9 – De Sigaar. Het begint voor ons een succesvolle avond te worden. We hebben besloten om Ypenburg bij de hand te nemen. Terwijl we plezier maken, leest Arissen een bericht uit de groepsapp voor: ‘Sievert out, maar we kunnen hem niet vinden.’ Hoofdschuddend, maar begrijpend horen we het bericht aan.
Ik besluit de toiletten op te zoeken, je weet maar nooit. De aanblik is datgene waarvoor ik reeds vreesde. Sievert begon goed, wist lang bij te blijven, maar één zwaluw maakt ook vanavond nog geen Zomer. Opgeveegd.
Kroeg 15 – Bar Players. Wijlen taalkunstenaar Drs. P zou zeggen: ‘De biermarathon is uitgelopen op een Dodenrit.’ En gelijk heeft ‘ie. Onze teller staat op drie. Van de oorspronkelijke kopgroep zijn alleen RP, Kranenborg, Veenhof en Gebben nog vooruit. We voelen ons een roedel hongerige wolven.
Als ook wij stamcafé Oblo hebben gerond, steken we de Poelestraat over richting de finish. Met genoegdoening willen we onze Vijftienkroegenkruisjes ophalen, maar we worden gehinderd door een zwalkende gast met een capuchon in een smoezelige, vervuilde, bruine broek. Hij stort ter aarde. Ik grijns als ik in z’n ogen kijk. Het is Craney.
De paniek in zijn ogen is zichtbaar. Bart voelde zich de gehele avond onaantastbaar, maar is bij het scheiden van de markt bijgehaald. Vlak voordat we ook hem willen verorberen, schuift hij mij een briefje toe. Het zijn z’n memoires, á la Drs. P.
‘Ik zing nu weer wat lustiger, Bar Players komt in zicht
Ik maak een sprong van blijdschap maar verlies mijn evenwicht
Terwijl de wolven mij verslinden, denk ik: wat een pech
Bar Players is een mooie kroeg, maar net iets te ver weg.’
Na de zwanenzang van Kranenborg, treffen we in Bar Players de oudgedienden aan. Molenaar, Noordmans en Ludwig hebben een aantal kroegen overgeslagen, maar zijn in opperbeste stemming. Ondertussen is de winnaar duidelijk geworden: RP.
Hij bleek het enige hert te zijn dat aan onze toorn heeft weten te ontsnappen. Gefeliciteerd, RP, je bent de oververdiende winnaar. Terwijl ik bijklets met spelers van Gorecht, sijpelen de berichten door: abandon Gebben en Veenhof. Opgehaald door Fleur en Sjaantje.
Rond enen proost mijn oorspronkelijke grupetto (keepert, Olde Monnikhof, Arissen en Brandsma) voor de laatste maal. We feliciteren elkaar met de geëtaleerde vraatzucht, maar ook met de getoonde discipline. Dankzij de diskwalificaties om ons heen hebben we als collectief het podium gehaald.
Laat het een les zijn voor Groen Geel. Net als deze kroegentocht is de weg naar de tweede klasse geen sprint, maar een marathon. En alleen de geduldige, maar bloeddorstige loper wint de race. Vraag dat maar aan Craney, Gebben, Veenhof, Betzema, Zomer en Ypenburg.