Het was maar goed ook dat voetbal op zaterdag niet zo belangrijk was. Het vlaggenschip had verspreid over meerdere teams tijdens Johan Sesselaar zowel buiten als binnen de kantine furore gemaakt met katers, zware benen, blauwe plekken en excuusappjes op de vrijdagochtend tot gevolg. Wonderbaarlijk genoeg bleek het daar ook bij te blijven, waardoor de trainer met de handen in het haar zit door een overschot aan mankracht.
Normaliter is dat bij Groen Geel niet zo’n probleem. In de woorden van den Hartogh zelf, “af en toe een weekendje weg op vakantie, bij Groen Geel mag dat” (vanaf volgend seizoen “mocht”). Maar, op wonderbaarlijke wijze was de groep zowaar nagenoeg compleet. Zelfs Janco had geen werk, vakantie of date.
*ding*
“Heb jij ook rust nodig? ”
Het is een appje dat in hetzelfde straatje ligt als “ben je nog wakker? ” en “je bestelling staat voor de deur”. Een scheut van vreugde giert door m’n lichaam. Ik app de trainer instemmend terug, en een dik uurtje later verschijnt het wekelijkse bericht met de selectie in de teamapp. “Jelte, Bart en Ruben krijgen rust”. Ik zie het al helemaal voor mij. Lekker aankakken rond kwart voor twee zonder boete, een pitcher Ijwit halen met Gaucho en Jelte (die ook rust krijgen), de planga op en lekker bivakkeren op de bank.
Toch neemt mijn vreugde af. Langzaam maar zeker bekruipt mij een gevoel van onrust. Ik betrap mijzelf op een zweetdruppel die langs mijn voorhoofd sijpelt. Het is niet de aanhoudende brakheid, of het mooie hitteweer dat mij hiertoe aanzet. Het is die ene regel:
“Vlaggen: Gaat iemand deze oppakken?”
Het grote spel van geduld is begonnen. Ik weet dat Jelte en Ruben in dezelfde positie staan. Natuurlijk: ik pak de vlag op mocht het echt nodig zijn. Maar, ik weet ook dat een opwelling van solidariteit (of verwarring) van één van de andere twee mij van deze taak kan ontlasten. Ik wacht een uur. Niks. Ik besluit het over de nacht te trekken, en kijk ’s ochtends op m’n telefoon. Niks. Wetende dat zowel Jelte als Ruben eerder al de vlag hebben opgepakt gebeurt datgene waar ik bang voor was. De opwelling treft niet hen, maar mij. Ik geef een halve dag na het bericht van de trainer aan dat ik deze verantwoordelijkheid wel op mij neem. Tien minuten later zijn er twee berichtjes in de team app gestuurd. Ik lees ze en weet het gelijk: ik heb verloren.
Het is zaterdag. Het zonnetje schijnt, maar de manschappen doen dat niet. Ik vlag slechts éénmaal voor buitenspel, ondanks wat gemor van de uitbank (“dat kan toch niet?!”). De scheids volgt, terecht. Na drie kwartier voetballen en twee penalty’s staat het 1-1. Na rust komen we beter voor de dag. Meer dan een speldenprikje zit er niet in voor ONR.
Bij één zo’n speldenprikje gaat de bal diep. De spits staat met zijn voet en halve scheen buitenspel. Ik zie het, en vlag gedecideerd voor de tweede keer. De scheids fluit, maar niet voor mij. De arbiter loopt op mij af en zegt (tenzij mijn geheugen mij in de steek laat) “Als je het nog één keer maakt om met mijn autoriteit te spelen steek ik die vlag in je reet, idioot”. Een verdwaalde supporter van ONR beaamt het dreigement. Ik druip verslagen af, en hef de rest van de wedstrijd de vlag niet meer. Dat was ook niet nodig. Uiteindelijk winnen we met 5-1. De grote winnaar van de wedstrijd is Janco. Hij scoort z’n eerste, en daarna scoort hij zelfs z’n tweede. Twee kroketjes. Zalig.
In de zon wordt menig biertje genuttigd, waarna een achttal zich meldden bij Blokes voor burgers. Janco, Stan, Joël, van Veen, Ruben (koos overigens voor biefstuk), Maurice, Slomp en ik. Drie biertorens, vier cola en evenveel rivella. Het blijkt een uitstekende formule voor gespreksmateriaal, evenals een goede bodem. Stan, Jelte, Joël (met enige tegenzin) en Slomp (twee colaatjes) spelen daarna namelijk nog badkuipje bij Dorst. Dertien bier voor vijf euro, ge-wel-dig. Daarna wordt het wazig. We bezoeken nog ’t Feest en Twister. Ook van andere pleziertjes wordt genoten. Rond een uur of vier is het dan echt welletjes.
Drie dagen later op de dinsdagavond zijn we weer herenigd. Stan vat de avond treffend samen. “Spontane avonden man. Die zijn echt het leukst.”