Ieder lid heeft ze wel eens zien lopen. Op zaterdagmiddag, als elftalleider bij het eerste elftal. Of op zondagmorgen, wanneer ze de kantine schoonmaken nadat er die nacht flink is doorgehaald. Vaak onzichtbaar, maar van onschatbare waarde voor de club. Jacob Ritsema (72) en Bert Huberts (67) maakten de hoogtijdagen, het verval en de herrijzenis van Groen Geel van dichtbij mee. Vanuit de bestuurskamer vertellen zij hun verhaal.
Discobus
Met een plastic tas vol boeken, historische foto’s en krantenknipsels komt Jacob Ritsema aanlopen. “Kijk”, Ritsema wijst naar het kampioensteam uit 2015. “Dit is het beste team dat ik in al mijn jaren bij Groen Geel heb meegemaakt. Dit team had alles. Jacob Bras, wat was hij goed. Knettergek als hij drank op had, maar in het veld hoefde je hem geen taak mee te geven. In Loppersum wonnen we met 0-6 en we waren kampioen van de tweede klasse. De discobus reed ons terug naar de stad. De chauffeur, ik geloof dat het een Fries was, vroeg waar hij ons naartoe moest brengen. ‘Grote Markt!’, riepen de jongens. Stonden we daar, midden op de Grote Markt, voor het pand van Vindicat. Van alles vloog door de bus. Daarna reden we door naar Corpus den Hoorn. Ik weet niet meer hoe ik die nacht ben thuisgekomen. M’n zoon heeft me geloof ik opgehaald.”
‘Ik weet niet meer hoe ik die nacht ben thuisgekomen. M’n zoon heeft me geloof ik opgehaald’
De toon is gezet. Bert Huberts hoort het verhaal van zijn clubmaat lachend aan. Tijdens het kampioenschap in 2015 zat hij, zoals hij dat zelf noemt, in een fase dat hij wat minder betrokken was bij de club. “Ik werd op mijn vijftiende lid. En ik ben het nog steeds. Clubliefde noemen ze dat geloof ik. In die tijd heb ik veel meegemaakt bij de club. Verhuizingen, voetbalhumor, maar ook verdrietige gebeurtenissen zoals leden die kwamen te overlijden. Een daarvan voelde zich na een training niet helemaal lekker en kwam te overlijden bij het verlaten van de kantine. Triest. Mijn mooiste herinnering? Dat zijn de toernooien met onze jeugdafdeling in Duitsland. In de jaren ‘60 hadden we contact gelegd met DTB Delmenhorst. Even later gebeurde dit ook met TV Martfeld. Met verschillende jeugdteams zijn we de grens over gegaan.”
Bouwvakkers, ijzervlechters en metselaars
Hoewel we ons tegenwoordig geen ander complex meer kunnen voorstellen dan het geliefde Corponello, speelt Groen Geel pas vanaf het begin van de jaren ‘90 aan Laan Corpus den Hoorn. Tot die tijd speelde het lange tijd op de plek in het Stadspark waar nu de Gasunie zit. Een fijne plek, aldus Huberts. “We hadden een prachtig terrein met onder andere een eigen kantine en een gravelveld. Een levensgevaarlijk veld overigens. Als je verkeerd terecht kwam, lag je been compleet open. Maar we waren al lang blij met een eigen complex. Dat kon lang niet iedere club zeggen. Onder meer Mamio en Italian Boys hebben destijds van onze accommodatie gebruik gemaakt.” Op 7 april 1989 besteedde het Nieuwsblad van het Noorden aandacht aan het naderende vertrek van Groen Geel uit het Stadspark. “Voortbestaan Groen Geel bedreigd door verhuizing”, kopte de krant met dikke letters. Bestuurslid Huberts deed namens de club het woord. “Geel is een kleine en typisch wijkgebonden vereniging. Oorspronkelijk komen we voort uit de buurt van de Rabenhauptstraat. Intussen spelen we al 45 jaar in het Stadspark. Het is voor onze vereniging van groot belang dat we in deze buurt kunnen blijven voetballen, anders vrees ik het ergste voor de club”, luidde hij de noodklok. Verschillende locaties werden door het bestuur van Groen Geel aangedragen als alternatief, maar de gemeente veegde ze resoluut van tafel. Corpus den Hoorn werd het nieuwe decor van de club.
‘Op een avond hebben we de lichtmasten op de nek meegenomen en naar Corpus den Hoorn gebracht’
Een puinhoop, zo omschreef Huberts de situatie een jaar later in diezelfde krant. Op Corpus den Hoorn was geen kantine en kleedkamer te vinden. “We waren er goed klaar mee”, vult Ritsema aan. “Op een avond hebben we de lichtmasten op de nek meegenomen vanuit het Stadspark en naar Corpus den Hoorn gebracht. Dat kon je aan leden van Groen Geel wel overlaten. We waren een arbeidersclub. De club bestond grotendeels uit bouwvakkers, ijzervlechters en metselaars. En twee ambtenaren, waaronder ik. Bij een club als GVAV Rapiditas betaalde men veel contributie. Dat geld hadden onze leden niet. Bij Groen Geel betaalden leden een kwartje. Groen Geel was altijd al een hechte club. Ik herinner me nog een toernooi bij De Vogels. Op zondagmorgen stonden wij met een man of drie, vier te kijken. Er was een team niet komen opdagen. De organisatie vroeg of wij konden invallen. Nou, dat wilden wij wel. We zijn met de auto door de stad gereden en binnen een half uur hadden we veertien man op het veld staan. Wat denk je? We wonnen het toernooi. Typisch Groen Geel. We konden op elkaar rekenen. Weekendjes weg waren er nog niet bij in de tijd. Voetballen in het weekend, daar keken we de hele tijd naar uit.”
De ontmoeting met Beenhakker
Gedurende de ochtend vliegen de anekdotes over tafel. De ogen dwalen af naar de foto’s op de muur in de bestuurskamer. “Kijk”, wijst Huberts naar een van de heren aan de muur. “Als hij drank op had, begon hij Russisch te praten.” Volgens Huberts en Ritsema is Groen Geel altijd al een club geweest waar men niet vies was van een ruig feestje. Huberts: “Op een avond stonden er ineens twee escortdames in de bestuurskamer. Ze trokken heel wat bekijks. Aan het einde van de avond waren we 1.200 gulden rijker.” Nog een memorabele gebeurtenis vond plaats tijdens het 50-jarig bestaan in 1972. Via via was een wedstrijd tegen oud-Feyenoord geregeld. “Er stond 2.500 man langs de kant. We hadden er schitterend weer bij. De wedstrijd werd gewonnen met 3-1. ’s Avonds aten we samen met de Feyenoorders bij restaurant Weeva”, vertelt Ritsema, die tientallen jaren later ineens een andere Feyenoorder op Corpus den Hoorn ziet lopen. “Ik zat op een doordeweekse dag in de kantine. Ik keek uit het raam en dacht verrek, dat is Leo Beenhakker. ‘Hallo, meneer Beenhakker’, riep ik naar hem. Het vertelde op zoek te zijn naar Erwin van der Looi, die op dat moment trainer was bij FC Groningen. Dat zal allemaal wel, dacht ik, maar ik wilde per se met hem op de foto. Vond-ie prima”, glundert Ritsema.
‘Op een avond stonden er ineens twee escortdames in de bestuurskamer. Aan het einde van de avond waren we 1.200 gulden rijker.’
Groen Geel 2.0
Na de verhuizing naar het huidige sportpark, trad het verval in volgens Ritsema en Huberts. Ondanks dat de nieuwe locatie niet ver van de oude locatie af lag, de A7 bleek voor veel jongens een mentale drempel. Leden uit de naastgelegen Grunobuurt bleven na de verhuizing weg. Het ledenaantal nam drastisch af en in de beginjaren na de eeuwwisseling kende Groen Geel slechts één elftal. Alles veranderde toen Ritsema op een ochtend Neal Haan tegenkwam, die hem vroeg of zij met een elftal op zaterdag mochten voetballen. Ritsema stemde in, de zaterdagtak was geboren en vanuit alle windstreken meldden heren én dames zich aan – met zelfs een ledenstop tot gevolg. Je zou het haast Groen Geel 2.0 kunnen noemen. De club kreeg een heel nieuw gezicht, maar Ritsema bleef. Dit keer als elftalleider van het vlaggenschip, wat hij tot op de dag van vandaag is. “En ook de afgelopen jaren heb ik het nodige meegemaakt. Ik moet denken aan de thuiswedstrijd tegen Mamio, enkele jaren geleden. We wonnen in de laatste minuut door een strafschop en na de wedstrijd brak de hel los. Spelers van ons kregen diverse klappen te verwerken en ik ben samen met Ruben Ludwig, die het vuurtje enigszins opstookte, met een grote boog om de kantine teruggelopen.”
Tegenwoordig zijn Ritsema en Huberts nog altijd meerdere keren per week op de club te vinden. Om de boel schoon te maken, klusjes uit te voeren of om tegenstanders te ontvangen. Beide geven aan dat het qua betrokkenheid soms wel een tandje meer mag bij de huidige generatie Groen Geel. Huberts: “Voor het huidige bestuur is het een stuk lastiger om het overzicht te behouden en de boel aan te sturen. Ik zou daarom graag zien dat er vanuit de elftallen meer initiatief komt om hun steentje bij te dragen. Bij Groen Geel is iedereen vrijwilliger, maar tegenwoordig wordt het iets te vrijblijvend.” Ritsema sluit zich daarbij aan. “Zoals het tien jaar geleden was, zou ik het graag weer zien. Iedereen stak de handen uit de mouwen. Zo hoort het bij Groen Geel ook. Eigenlijk is het te gek dat wij, 72 en 67 jaar, ’s ochtends andermans rotzooi moeten opruimen.”
“Af en toe kom ik nog wel eens een Groen Geel-lid van vroeger tegen. En ze zeggen stuk voor stuk hetzelfde. Allemaal vinden ze Groen Geel de mooiste club waarvoor ze hebben gevoetbald. En zo is het ook. Eens een Groen Geler, altijd een Groen Geler.”